Tuesday, January 11, 2022

Essay: Wat bezielt het realisme? - essay voor kunstfilosofie

 Wat bezielt het realisme?

 

De evolutie van het realisme

Realisme, naturalisme, sociaal realisme, surrealisme, hyper- of fotorealisme. De term kent veel levens. Ze is dan ook vaak dood verklaard, vermoord door fotografie en technologie. Toch blijft realisme telkens weer herrijzen. Hoe komt dit? Wat betekent realisme vandaag de dag? Waarom is er, in deze tijd van fotografie en digitalisatie, nog zo’n belangstelling voor realistische schilderkunst? Wat bezielt het? Om deze vragen te behandelen pik ik zaadjes uit het denken van Immanuel Kant en François Jullien, en laat ik mij inspireren door Alain Badiou en W.J.T. Mitchell. Ik vertrek in deze essay vanuit mijn eigen belangstelling voor de realistische schilderkunst. Aan de hand van verschillende artistieke en filosofische visies ontwikkel ik mijn houding tegenover deze kunststroming.

Het foto-ideaal

Hyperrealisme of fotorealisme is de laatste stroming in de historiek van de realistische kunststromingen. Het is een stroming die ontstaan is in de jaren 70 van de vorige eeuw. Het oogmerk van fotorealisme is de werkelijkheid zo realistisch en neutraal mogelijk weer te geven: wat hier betekent dat het streefdoel of het ideaal van hyperrealisme het verschijnen als een fotografisch beeld is. Als we uitgaan van de definitie van “Realisme” die Gustave Courbet, het boegbeeld van de zo genaamde stroming in de 19de eeuw, eraan gaf in zijn manifest[1] zouden we misschien denken dat hyperrealisme allicht het eindpunt zou beduiden van de realistische weergave, een uitgepuurde, perfecte vorm. Toch betekent dit fotorealisme niet de ontknoping van andere vormen van het realisme. Toch bevat het realistisch schilderij zonder foto-ideaal een eigen unieke kracht.

De vraag ‘waarom niet gewoon een foto?’ is een vraag die zowel aan het realisme als aan het hyperrealisme wordt gesteld. Als we deze kwestie zouden voorleggen aan het fotorealisme, is hier niet zoveel op te antwoorden. Het gaat bij het fotorealisme immers ook over een soort statement dat het werk een foto lijkt, zodat de maker zijn kunnen voor het kopiëren van een fotografisch beeld kan bewijzen. Het fotorealisme bevat nog steeds diezelfde notie dat realisme eruit moet zien als een beeld van de realiteit of de waarheid, maar zorgt ervoor dat ‘het beeld van de waarheid’ gelijkgesteld wordt met de foto. Hyperrealisme zegt dus niet: ‘Ik wil eruitzien als de realiteit’, maar wel: ‘Ik wil eruitzien als een foto.’

De foto als waarheidsideaal heeft wat roet in het eten van realisme gestrooid. Het heeft het potentieel van de realistische schilderkunst trachten te onderdrukken. Fotorealisme als standaard gebruiken waartegen we alle vormen van realistische kunst verhouden, is problematisch. Het zorgt voor veel te hoge eisen, een perfectionisme dat kan leiden tot een ‘valspelen’ en, ironisch genoeg, voor een vervormd beeld van wat realistische schilderkunst moet zijn of eerder kan zijn, van het potentieel dat het realisme bevat.

Als ik hyperrealisme zou interpreteren volgens mijn begrip van Kant zijn The Critique of Judgement, zou ik deze kunststroming niet interpreteren als een ‘vrije kunst’ maar eerder als een ‘agreeable art’, een mechanische uitvoering.[2] Het realistisch werk is meer dan een mechanische uitvoering: iets kan ‘perfect’ zijn in zijn mechanische uitvoering, maar nog steeds zielloos.[3] In fotorealisme wordt er geen notie van (artistieke) vrijheid uitgelokt.[4] Deze notie van vrijheid is net belangrijk in het realisme: de kunstenaar moet een bepaalde vrijheid hebben in de ontwikkeling van het beeld, om ervoor te zorgen dat er een realistisch effect tot stand komt. Realisme is echt in zijn waarachtigheid, niet in het ‘eruitzien als een foto’. Het gaat om een empirische weerspiegeling. De menselijke waarneming. Dit is wat een werk kan bezielen. Ik zou realisme vandaag dan ook niet meer definiëren als een ‘neutrale’ weergave van de werkelijkheid, omdat het werkelijk niet mogelijk is voor een kunstenaar om dat te bekomen. Het realisme-effect draait niet om het imiteren van het foto-ideaal of om de ‘neutrale’ weergave, maar om mimesis. De mimesiskunst is niet zo zeer een imitatie van dingen, maar een imitatie van het waarheidseffect.[5]

Ik kom even terug op de vraag: ‘Waarom niet gewoon een foto?’ Waar ik aan toe wil voegen: ‘Waarom er niet willen uitzien als een foto?’ De wereld is altijd gefilterd, ook volgens Kant. Er is geen ‘de realiteit’, er is geen ‘neutrale weergave’. En al zeker niet binnen de menselijke filter. Realisme verschilt zodanig van een foto dat het een weergave is van die menselijke filter. Het is belangrijk om het fotografie-ideaal in relatie tot realisme los te laten. Een foto kan niet hetzelfde beeld genereren als een schilderij, omdat de foto gemaakt wordt door een fototoestel. Het is niet de door de kunstenaar gecreëerde, realistische weergave. De foto heeft haar eigen wereld waarin zij vastzit, en deze zal nooit hetzelfde zijn als die van het realistisch schilderwerk. Met als basisdoel ‘er net zo uitzien als een foto’, verliest het werk aan realistische waarde, waarachtigheid en aan verder potentieel.

Realisme vandaag: De effectieve belichaming en bezieling

‘Waarom niet gewoon een digitaal werk?’ Beelden kunnen volledig digitaal opgebouwd worden in deze tijd. Digitaal werk heeft, net zoals de foto, een eigen waarde in de kunst. Digitale kunst doet het traditioneel werk niet teniet en is er ook niet superieur aan. Digitaal werk heeft het ‘probleem’ dat we ook hebben bij de foto: er is geen tastbaarheid. Het werk kent geen echte realiteit, geen echte waarachtigheid, geen formaat, geen materiaal. Het werk heeft geen vast lichaam. Die tastbaarheid is net een kracht van het realistisch schilderwerk. Het toont zijn eigen realiteit in het fysieke: een doek met verf zodanig gelaagd opgebouwd dat enkel een mens dit kan samenstellen.

De fysieke realiteit of belichaming van het realistisch schilderwerk zit niet zo simpel in elkaar. Ze wordt niet meteen kenbaar gemaakt, ze is versluierd: “Realistische kunst moet gekleed zijn met aspecten van de natuur, maar toch nog erkend worden als een kunstwerk.”[6] De waarnemer van het werk wordt in zo’n positie geplaatst dat hij de realiteit ervan in vraag stelt. Dit zowel in het fysieke aspect als in de weergave van het beeld. Hierdoor bevat het werk een soort ‘dualistisch bestaan’: het werk is ‘echt’ of ‘realistisch’, maar toch niet helemaal. Het speelt met onze notie van de realiteit. Het realistisch schilderij bekomt zijn waarachtig effect omdat het door een mens vervaardigd is. Het vormt een soort van ecosysteem dat bestaat uit ‘de realiteit’, de wereld geïnterpreteerd door de kunstenaar, het belichamen van die interpretatie, de menselijkheid in het waarnemen en het weergeven van de realiteit, en de kunstgeschiedenis van het realisme in het algemeen. Het realistisch werk zit tussen leven en dood, tussen mens en wereld, materiaal en afbeelding. Het fysieke werk heeft dus een unieke status die de foto of het digitale werk niet bevatten.

Tegenover fotografische of digitale beelden kan een realistische schilderverbeelding enorm ‘beperkt’, ‘imperfect’ of ‘onaf’ overkomen. Hierdoor wordt het foto-ideaal juist als superieur beschouwd, maar het is net door deze ‘beperkende’ kenmerken dat het realistisch schilderwerk zijn unieke realistisch effect opwekt. Hoe kan dit, als het werk zo ‘beperkt’, is? Hoe kan het dat die beperking werkt in het realistisch schilderij? Dat het zo levendig voelt? Realisme draait om het effect van de realiteit. Zoals eerder vermeld gaat het om het waarheidseffect, een waarachtigheid. Het werk creëert het gevoel dat het beeld bestaat in de realiteit en hier een invloed op uitoefent. Het beeld bevat een soort leven(digheid). Dit effect is iets dat uit zichzelf moet kunnen ontstaan. Jullien verwoordt de werking van ‘het effect’ duidelijk in zijn boek The Great Image Has No Form: ‘We must not inspire to impose the effect, but rather act in such a way that the effect will deploy on its own.”[7] Realistisch werk maken is dus de meest gunstige omstandigheden creëren zodat het werk zijn realistisch effect kan bekomen. Het verschilt daarmee van (de foto of) het fotorealisme omdat het effect in deze foto-ideaal-beelden opgelegd wordt. Hierdoor beperkt het zichzelf op een manier. Het werk heeft puur als doel een fotorealistisch beeld te willen zijn, en de verplichting van zijn uitkomst ligt vanaf het begin vast. Dit stompt juist de werking van het realisme-effect af. Het werk moet de ruimte krijgen om realistisch te kunnen worden en zijn effect niet willen forceren, want dan werkt het niet: “When the effects impose themselves on us, they are already devoid of themselves.”[8]

De beperking van de kunstenaar in het weergeven van de realiteit is een imperfectie die het werk een soort perfectie gunt[9]: De kunstenaar leert omgaan met deze beperkingen en gaat op zoek naar hoe hij het best een effect van realisme kan laten ontstaan in zijn proces. Het werk wordt tijd en ruimte gegund. Het probleem met fotorealisme is dat het beeld te af wil zijn, waardoor het zichzelf enorm beperkt en op een manier afmaakt, vermoordt. (Finishing off)[10] In het synoniem ‘hyperrealisme’, zit de prefix ‘hyper’ vervat wat ‘te’ als in ‘te veel’ kan betekenen: het hyperrealisme wil ‘te’ sterk realistisch zijn, het wil ‘te af’ zijn, waardoor het zich afsluit. Het ‘onaffe’ imperfecte realisme is een troef, dus blijf ik ijveren voor het loskoppelen van het fotografische ideaal.

Het onaffe beeld geeft een empirische realiteit weer en het biedt de waarnemer de ruimte om de realiteit van het werk af te maken. Door zijn onafheid vertoont het realistische werk meer realiteits-effect dan het hyperrealisme of de fotografie: “Lack produces future, and when the effect does not have enough of a future before it, the effect necessarily becomes undone.”[11] Die onafheid en beperking is “een vorm van een afwezigheid die handelt buiten de representatie om en zo wijst op het reële dat door de representatie buiten de beschouwing wordt gelaten”[12]. De realistische kunstenaar weet dat hij zowel in zijn waarnemen als in zijn weergeven beperkt is en leert hiermee werken. Het menselijk bevatten van de wereld valt niet helemaal te vatten in een beeld. Daarom moeten we een bepaalde openheid behouden, zodat de persoon die het beeld waarneemt, het kan afmaken in zijn realiteit: de waarneming van de toeschouwer en diens inbeelding maakt het werk ‘af’[13] en dit gebeurt telkens opnieuw, waardoor het werk zijn kracht behoudt en een soort van transcendentie bevat.

Dat de werking van de foto, het fotorealistisch werk of het digitaal werk anders zijn, wil niet zeggen dat foto’s en digitale middelen niet kunnen ingezet worden in het maakproces van het realistisch beeld, zeker vandaag de dag. Deze elementen mogen gebruikt worden omdat ze deel uitmaken van hedendaagse menselijke waarneming. Het gebruik moet wel rijmen met de artistieke kennis, de kunde en de waarneming van de kunstenaar. Het hulpmiddel moet dus zodanig passen of getransformeerd worden, dat het functioneert binnen de menselijke filter van de waarneming. Referenties moeten ingang bieden in de realistische weergave van de kunstenaar. "Het hedendaagse realisme kan ook fantasie-elementen betrekken, doordat het een rijke geschiedenis met zich meedraagt die het surrealisme bevat en zijn betekenis heeft verbreed. De fantasie van de maker kan evenzeer als een hulpmiddel dienen. Dit gaat in tegen Courbet zijn definitie in het manifest[14]. Hij beweerde dat het toevoegen van fantasie-elementen door de kunstenaar het beeld verzwakt. Ik wil stellen dat dit verzwakken inderdaad kan, maar niet altijd zo hoeft te zijn. Het gaat immers om een waarachtige weergave, het gevoel van een deel te zijn van de wereld. Mimesis gaat in realisme over het waarheidseffect, en als dit wordt bekomen, als het beeld wordt ervaren als een realiteit, voldoet het aan de hedendaagse definitie van realisme. Realisme gaat niet om ratio, maar om emotie en empirische ervaring. Het is een waarachtigheid die je ondergaat.

Het combineren van referenties, of ze bewust omzetten in het uiteindelijke werk, is enorm belangrijk. Dit geldt eigenlijk voor elke soort van inspiratie of referentie of hulpmiddel: schets, werk, foto, digitaal beeld, tracering, fantasie… Ze bieden nieuwe mogelijkheden voor het realistisch beeld, maar het werk moet wel nog een realistisch schilderij belichamen en bezielen en niet een foto of digitaal beeld. De elementen die gebruikt worden, moeten passen in de empirische waarneming: het mag niet blijken dat deze hulpmiddelen (foto’s, digitale beelden, …) gebruikt zijn, omdat het realisme-effect anders doorbroken kan worden. Bewust omgaan met de hulpmiddelen die de kunstenaar benut is belangrijk omdat het gevaar bestaat dat het werk anders inboet aan authenticiteit en waarachtigheid, waardoor de realistische waarde weer vervalt in het foto-ideaal of doodweg verdwijnt. De kunstenaar moet zijn maakproces leven en het werk zo bezielen.

Het effect en het anti-effect: De realistische ziel, een illustratie met sprekende beelden

Hoe komt het dat in de fotorealistische (of foto-idealistische) weergave het effect platvalt en in het realisme niet? Volgens het foto-ideaal verliest het werk zijn kracht als het eruit zou zien als een schilderij, maar dit klopt niet. Het is juist doordat het fotorealistisch werk een foto wil imiteren, dat het aan effect verliest, een soort anti-realistisch effect zeg maar. Als men bij fotorealisme ziet hoe het werk gemaakt is, vervalt het realisme-effect, het werk valt plat, en bij het realistisch schilderij niet. Dit komt omdat dat realisme-effect in fotorealisme zich enkel ankert in het fotobeeld, het foto-ideaal als bron van realiteit en identiteit, en het realisme doet dit niet. Er zit een soort bezieling in het realistisch werk, een waarachtigheid die het ‘fotobeeld’ en het mechanisch kopiëren voorbijgaan. Het is een soort notie van vrijheid, een menselijke waarneming en een waarachtigheid en bezieling die niet te bevatten valt via de foto, of in een roestvast stappenplan. Het volledige effect van realisme kan enkel bekomen worden door een menselijke opbouwen van een beeld en een vorm van vrijheid.

Hieronder probeer ik via voorbeelden mijn idee van effect en anti-effect te illustreren. Dit is natuurlijk moeilijk omdat ik daarvoor digitale reproducties moet gebruiken. Toch kan de werking van de beschreven effecten er nog in herkend worden.


Afbeelding 1: John Baeder, John’s Diner with John's Chevelle, 2007.

Dit is John’s Diner with John's Chevelle door John Baeder, een werk uit 2007. Als je ziet dat het een olieverfschilderij is, zie je dat het een technisch heel sterk fotorealistisch weergave is, en dat wordt het enige waar je je op gaat toespitsen. De identiteit en de waarde of het realisme-effect van het werk draait niet om wat het beeld en schilderij voorstelt of kan zijn, maar hoe het zich verhoudt tegenover een foto van die voorstelling. Als je bijvoorbeeld begint te kijken naar het loof van de boom rechts zien we duidelijk de groene verftoets. De reactie die opkomt is: “Dit zijn geen bladeren, dit is groene verf aangebracht met een penseel.” De optische opbouw van het werk kan je stap per stap ontleden, waardoor het realisme-effect uitwerkt met een vingerknip. De waarde en de beoordeling gaan enkel om het werk zijn overeenstemming met het foto-ideaal en het hoe het werk ‘gebrekkig’ is daartegenover. Het schilderij trekt zich vacuüm van de omgeving waarin het aanschouwd wordt. De focus ligt niet op de openheid van de wereld van het werk of op de waarachtige of menselijke ervaring, maar wordt beperkt tot een puur beeldende identiteit. Het is een onpersoonlijke wereld zonder menselijke toegang. Dit is het doel van het fotorealistisch werk, en hierdoor wordt het in zijn realistisch effect beperkt. Het werk sluit zich volledig af en belichaamt of bezielt niets levendigs. Het beeld zou zeggen: “Dit is ooit een nu geweest, maar nu  is het dat niet meer.”

Afbeelding 2: Gustave Courbet, Courbet au chien noir, 1842.

Het werk hierboven is van het sleutelfiguur van de realistische stroming: Gustave Courbet zijn olie zelfportet Courbet au chien noir uit 1846. Het is een realistisch werk dat nooit echt ontkend heeft een schilderij te zijn, of zich nooit heeft willen kleden als een foto. Het werk wilt niet “perfect” of “af” zijn. Het geeft een realiteit weer die verder gaat dan het foto-ideaal. Ook wanneer we zien dat het een schilderij is, blijf het realisme. De opbouw of de samenstelling van het beeld is gecreëerd of bekomen door een mens, waardoor het werk niet die statische ontoegankelijkheid of de levensloosheid heeft van het foto-ideaal. Het effect van dit werk is niet helemaal te zien in reproducties ervan, maar de ziel gaat er ook niet helemaal in verloren, juist omdat ze sterker is dan het foto-ideaal.

Het doek geeft meteen zijn realiteit van ‘zijn’ weer. Het is onaf: een deel bovenaan is open gelaten, maar dit neemt niet weg van het realisme-effect. Het beeld is volledig genoeg om als waarachtig en als een realistische wereld ervaren te worden. Het hoeft hiervoor zijn fysiek bestaan niet te verbergen, de eerlijkheid speelt juist in op het effect. Het realisme van het realistisch schilderij treedt uit het beeld en gaat in contact met de waarnemer. Het gaat door zijn menselijke eigenschappen deel van de waarnemer zijn waarnemingswereld uitmaken. Het realistisch schilderij is een levende, bezielde wereld. Zelfs in deze tijden van fotografie en digitalisering spreekt de realiteit van dit werk sterker dan het foto-ideaal. Dit komt doordat het beeld niet statisch en perfect wil zijn, er niet ‘niet wil uitzien als een schilderij’, of niet gereduceerd wil worden tot de weergave.  Aangezien het werk niet ‘perfect’ of ‘af’ en afgezonderd wil zijn geeft het een realiteit weer die verder gaat dan het foto-ideaal. Ook wanneer we zien dat het een schilderij is, blijf het realisme-effect aanwezig. De blik van Courbet en zijn hond treden door het medium heen in contact met de waarnemer. Het is alsof Courbet zegt: “Ja, ik ben een afbeelding vanuit  1842, in een landschap met mijn hond, dit is een schilderij. Maar jij kijkt nu naar mij, en ik kijk nu naar jou. Mijn hond is hier, ik ben hier, wij staan in connectie, wij zijn hier, dit is nu. We zijn hier in het landschap en bij jou.”

De kracht van realisme: ondood, een altijd veelvoudig nu

Het realisme-effect is dus niet alleen ten gunste van het beeld, maar ook van de eerlijkheid of de realiteit van het fysieke kunstwerk, zijn maakproces en totstandkoming. Het werk forceert niet dat het de realiteit moet zijn, maar laat net een realiteit op een organische manier ontstaan. Het realistisch werk geeft een aangeduide tijd en ruimte weer, neemt een tijd en ruimte in beslag om tot stand te komen en het bestaat ook in een tijd en ruimte.  Het bevat dus eigenlijk al meerdere “realiteiten”. Het realistisch schilderij bevat een uniek effect: het is eerlijk in zijn bestaan als een schilderij, waardoor de waarnemer zich niet gaat focussen op de vergelijking met de foto, of zich gaat vastklampen aan het feit dat het een schilderij is, maar gaat mee in de waarachtigheid en realiteit die men in het werk kan vinden.

De combinatie van de realistische weergave van het beeld, de manier waarop het gemaakt is, en waarop het tot stand komt, zorgt ervoor dat het werk zich altijd voltooit in de tijd en ruimte waarin het aanschouwd wordt. Het onaffe of het imperfecte, wat getoetsen aan het foto-ideaal, net zou “ontbreken”, is eigenlijk een surplus value. De foto of het fotorealisme, of het digitale beeld trekt zich luchtledig van de omgeving: het is volledig af en bevindt zich statisch in zijn eigen wereld, het treedt niet in contact met de aanschouwer omdat het dat niveau van empirische waarneming van het realistisch schilderij niet bevat. Het realistisch werk brengt het beeld dat het afbeeldt en wereld van de aanschouwer met elkaar in contact via de weg van zijn fysieke bestaan en ontstaansproces, eerlijkheid, belichaming en bezieling. De aanschouwer verbindt de wereld die zichtbaar is in het werk met de wereld waarin hij leeft. De twee worden één. Dit is wat het realistisch schilderij zo krachtig maakt. Het beeldt een tijd en ruimte, een “nu” af en treedt in contact met de tijd en ruimte, een “nu” van de waarnemer Zo wordt het werk ook deel van de tijd en ruimte waarin het beeld aanschouwd word. Het werk bevindt zich tussen beeld en wereld, virtueel en reëel. Het bevat een ziel en belichaming die balanceert tussen tastbaarheid en uitbeelding. Het werk leeft maar tegelijkertijd ook niet, zit tussen levend en dood: een ondode status. Het is door deze ondode status en zijn bezieling dat het realistisch schilderij blijft heropleven: afhankelijk van de persoon die het werk waarneemt komt er een andere laag van realiteit tevoorschijn en wordt het werk een nieuw leven toegekend.

 

Aan de realistische schilder

Hoe zie ik het dan dat de realistische kunstenaar zich moet verhouden voor de meest realistische uitkomst van zijn schilderwerk?

De realistische schilder heeft volgens mij de kracht om een waarachtige weergave te creëren, maar zal hier tegelijkertijd nooit volledig vat op krijgen. De kunstenaar kan zijn werk nooit perfect of volledig neutraal maken, omdat hij nu eenmaal een mens is met beperkingen.

Ik geloof dat de kunstenaar zich zowel bewust moet zijn van de beperking van zijn waarneming als van die van zijn kennis en kunde. Hij wordt hier continu mee geconfronteerd en kan best proberen zijn kennen en kunnen zo goed mogelijk bij te schaven, maar ook voorkomen zich door zijn beperkingen te laten demotiveren. Dit bewust worden van zijn beperkte vat op de realiteit kan de schilder parten spelen, hem doen twijfelen en neigen tot het opgeven van werk maken of het kopiëren van het foto-ideaal. Hij moet zich er bewust van zijn dat hij altijd beperkt zal zijn omdat hij mens is. Het werk van de schilder kan er nooit uitzien als een foto. Dit hoeft ook niet, want deze beperking is net een kracht. De menselijke houding is een bezieling en belichaming die kan worden overgedragen om zo een realistisch effect uit te lokken.

De creatie van het realistisch effect is een altijd voortdurend fenomeen omdat het werk procesmatig tot stand komt zonder vastgeroest eindresultaat. Het proces eindigt niet in het ‘afmaken’ van het schilderij. Ik geloof dat de kunstenaar het werk het recht moet gunnen om op zichzelf te gaan staan en een eigen leven te gaan leiden. De kunstenaar dient het werk ruimte te geven, gecombineerd met het zo goed mogelijk inzetten van zijn kennis, kunde en middelen, om zo op een organische manier het werk te laten ontstaan. De realistische kunstenaar moet blijven zoeken naar hoe een realistische weergave het best wordt vormgegeven. Bewust zijn van het feit dat het niet geforceerd kan worden is voor mij enorm belangrijk. De kunstenaar mag er zich niet gemakkelijk vanaf willen maken, maar mag ook geen onmogelijk moeilijk eisen stellen. Hij moet zijn bewustzijn, concreet de ratio rond zijn mechanische kant, deels loslaten, zodat het werk zijn werk kan doen. Net op tijd loslaten is ten voordele van het realistisch effect; het werk moet zijn eigen bestaansrecht en leven gegund worden.

“That is what I propose to explore by “addressing” media: not as if they were logical systems or structures but as if they were environments where images live, or personas and avatars that address us and can be addressed in turn.”[15]

Het werk moet een onafheid, een openheid en eerlijkheid bewaren, procesmatig tot stand komen, zowel onder het bewustzijn als onder het onderbewustzijn van de kunstenaar, zodat het effect zijn kracht behoudt, en het zo bezield wordt. Die bezieling is volgens mij iets dat voortvloeit uit de belangstelling van de kunstenaar voor zijn werk, het is iets voelbaars én transcendents. Het realisme zal altijd een immanentie en een transcendentie bevatten. “Het artistieke element vindt absoluut plaats in het zintuigelijke: de kunstenaar laat iets van het voorheen niet representeerbare reële verschijnen in de zintuigelijke wereld.”[16]

Het werk moet ontstaan vanuit de menselijke impuls van de maker om gemaakt te worden. De kunstenaar legt een menselijke waarneming vast die meer bevat dan de menselijke waarneming, omdat het beeld ons doet stilstaan bij die menselijke waarneming. Het werk toont een soort liefde of band van de kunstenaar met zijn werk: het beeld heeft hem gekozen, en hij heeft gekozen voor het beeld. Dit bezielt het realistisch werk. Ik laat me inspireren door een citaat uit het boek ‘Inesthiek’ dat spreekt over de filosofie van Alain Badiou. Het duidt deze relatie in het geval van de schrijver, maar ik denk dat we dit citaat ook kunnen betrekken tot de realistische kunstenaar:

“Als we onszelf dwingen over iets te schrijven waar we niet van houden, dan loop je risico kunst te beschrijven als iets objectiefs en niet als iets dat je ondergaat. (…) Ik denk dat het beter en productiever is om te vertrouwen op waar je van houdt, zelfs als dat ontegenzeggelijk veel op toeval rust.”[17]

Realistisch werk heeft naar mijn overtuiging een grotere slaagkans als het idee om het af te beelden ontstaat uit de kunstenaar. Dit ‘toeval’ geven aan het werk is wat het realisme effect kan uitlokken. Realisme vandaag bevat meer dan een ‘objectieve weergave’, omdat het iets is dat je ondergaat, zowel als kunstenaar tijdens het maakproces, als als waarnemer. Dit maakt allemaal deel uit van een overkoepelend realisme-effect. Het werk bestaat dus tussen de wereld van controle en loslaten. Het realisme-effect is niet opgelegd maar kan enkel ontstaan vanuit het maakproces en de houding van de kunstenaar. Het realisme zit niet enkel in wat het werk is en afbeeldt, maar ook in wat de kunstenaar niet forceert dat het moet zijn, zodat het werk zelf niets forceert.


 

Mijn Conclusie

Ik denk niet dat de realistische schilderkunst en de kracht ervan ooit helemaal zullen verdwijnen. Vanwege zijn bezieling en belichaming. Het heeft een unieke ondode maar levende status die de foto of het fotorealisme niet bevatten. Hierdoor zal het realisme altijd heropleven. Realisme is een gelaagd begrip, en eigenlijk voor interpretatie vatbaar, want de realiteit is dit ook. De opvatting van ‘realisme’ is doorheen de tijd veranderd, en is in de hedendaagse context verbreed. Toch draagt het nog steeds zijn basis met zich mee: een weergave van de realiteit gecreëerd door de menselijke waarneming. Het geeft in zijn poging tot het weergeven van de realiteit ook de realiteit van dit weergeven weer, van hoe de mens naar de wereld kijkt. Dat is een potentieel dat niet kan opdrogen.

Een beeld zegt meer dan 4617 woorden dus rond ik deze essay af met een schilderwerk van mezelf:



Bronnen:

Papieren bronnen

de Bloois, Joost & van den Hemel Ernst (red.), Alain Badiou: Inesthetiek: filosofie, kunst, politiek, Amsterdam, Octavo publicaties, 2012

Jullien, François, The Great Image Has No Form, On the Nonobject through Painting, Chicago: The Chicago Press, 2009.

Kant, Immanuel, The Critique of Judgement; Translated with Analytical Indexes by James Creed Meredith, Oxford: Oxford University Press, 1952.

Mitchell,  W.J.T., What Do Pictures Want, Chicago: University of Chicago Press, 2005

Digitale bronnen

Courbet, Gustave, “Realist Manifesto — An Open Letter” 1861. Geraadpleegd op 8 januari 2022 op Realist Manifesto — An Open Letter, by Gustave Courbet (arthistoryproject.com)

Afbeeldingen

Afbeelding 2: John Baeder, John’s Diner with John's Chevelle , 2007.
Uit en.wikipedia.org, geraadpleegd op 9 januari 2022 via  John's_Diner_by_John_Baeder.jpg (1651×1024) (wikimedia.org)

Afbeelding 2: Gustave Courbet, Courbet au chien noir, 1842.
Uit fr.m.wikipedia.org, geraadpleegd op 10 januari 2022 via Fichier:Gustave Courbet - Self-Portrait with Black Dog - WGA05480.jpg — Wikipédia (wikipedia.org)



[1] Courbet: “Realist manifesto” 1961: Realist Manifesto — An Open Letter, by Gustave Courbet (arthistoryproject.com) 

 

[2] Kant, The Critique of Judgement,1952:165.

[3] Kant, The Critique of Judgement,1952:173.

[4] Kant, The Critique of Judgement,1952:163.

[5] de Bloois & van den Hemel, Alain Badiou: Inesthetiek, 2012:89.

[6] Kant, Critique of judgement,1952:167.

[7] Jullien, The Great Image Has No Form, 2009:67.

[8] Jullien, The Great Image Has No Form, 2009:67.

[9] Jullien, The Great Image Has No Form, 2009:61.

[10] Jullien, The Great Image Has No Form, 2009:59.

[11] Jullien, The Great Image Has No Form, 2009:67.

[12] de Bloois & van den Hemel, Alain Badiou: Inesthetiek, 2012:30.

[13] Jullien, The Great Image Has No Form, 2009:64.

[14] Courbet: “Realist Manifesto” 1961: Realist Manifesto — An Open Letter, by Gustave Courbet (arthistoryproject.com) 

 

[15] Mitchell, What Do Pictures Want,2005:203.

[16] de Bloois & van den Hemel, Alain Badiou: Inesthetiek, 2012:30.

[17] de Bloois & van den Hemel, Alain Badiou: Inesthetiek, 2012:47.

 

The incoherent ramblings of a vampire - A Fictional diary entry for Anthropology of art

  The incoherent ramblings of a vampire   v   Today, 2021-2022, the things I’ve learnt in Lifetime 14   I am looking I am looking f...