Monday, December 28, 2020

Een kleine studie van het portret

 Wauw.

Is dat echt die expressie?
Toont de spiegel zonder reflectie de waarheid? 
Met de handen in het haar en de ogen opengesperd
Krijg je geen kramp van jezelf zo vast te zetten? 
Of ben je dusdanig aan je eigen wanhoop toegewijd?
Elke keer dat ik terugkijk voel ik stress,
Maar almaar holler en holler,
Moet ik mij hier zorgen over maken? 
Wat als een spiegel een schilder-per-nummer was,
Zou je jezelf nog herkennen?
Zo oppervlakkig.
Vinger-op-de-pols-groenblauw tegenover die vermiljoenen blos.
Komen die aardkleuren uit de grond van je hart,
En niet van onder je voeten?
Overdonderd, of hangen de wolken er al lang?
Zie je de sterren niet meer?
Zitten ze vast in je ogen?
Is het misschien al uitgeregend en als tranen op je gezicht,
Wil je niet dat ze drogen?
Want je moet kunnen tonen dat je lijdt?
Ocharme toch.
Ochère.
Ochot. 

 


 

Gustave Courbet Le Déspéré 1845

 


 

Gustave Courbet’s Le Déspéré uit 1845. Een werk dat je, eenmaal je het gezien hebt, niet snel vergeet. Ik alvast niet. Het hoofd blijft in mijn hoofd zitten. Er zijn veel redenen om geboeid te zijn door Courbet. Het blijft interessant hoe hij radicaal was met zijn realisme. De gewone dingen in de verf zetten was oproerwekkend voor zijn tijd. Letterlijk. En na bijna 200 jaar spant die kous nog steeds. Normale dingen, emoties. Ze zijn zo mooi. Het valt niet te ontkennen dat deze alledaagse schoonheden op een manier geromantiseerd worden door Gustave. Of ik dit nu goed of slecht vind, daar ben ik niet helemaal uit. Er zit een schoonheid in, in het opblazen van de realiteit, moge dat nu zijn op een mystiek groot doek, of door de dramatisering van de weergave. Als je dat doet, moet er altijd ruimte zijn voor kritiek, naar het werk, de inhoud en de maker.

Het eerste gedicht is voor mij een ijsbreker, een vertrekpunt, het begin van bevraging, waarna ik de focus naar mezelf ombuig. Ik lijk duidelijk op Courbet – en dan bedoel ik niet enkel qua uiterlijk. Ik zou mezelf ook realist willen noemen, en net als anarchist Gustave, een tikkeltje eigenwijs. Ik ben ook iemand die de taboes van het normale leven, of wat ík het normale leven of alledaagse noem, wil doorbreken of aan het licht wil brengen. Hoe ongemakkelijk het ook mag lijken, via de kunst mag deze menselijkheid altijd zijn en gezien worden. Dit lukt me natuurlijk niet altijd, en zeker niet al beeldend. Dan maar schrijven, of gewoon: denken.

Zelfreflectie is niet gemakkelijk, kritiek geven op een ander, is dat wel. Wat als je hiermee kon spelen? Wat als je afstand van jezelf kon nemen en hiermee een sterker gevoel van empathie kon ontwikkelen? Graag. Wat ontstond uit een verdedigingsmechanisme, is uitgegroeid tot een manier van leven. Personages noem ik ze. Vrienden zijn ze ook. Meestal. Vrienden om mee te spelen, om ideeën mee uit te wisselen, om mee te dragen en om mee los te laten. Karaktertjes, interne raadgevers, therapeuten, patroonheiligen, ze zijn het een beetje allemaal, en ze zijn met veel. Maar eentje steekt er toch met kop en schouders bovenuit en is al lang aanwezig: Chad. Simpele naam, niet zo’n simpel persoon. Hij draagt zware gedachten en deelt pijnlijke inzichten met mij. Soms kan hij ook gewoon een excuus zijn om eens goed te kunnen wentelen in zelfmedelijden. Het leek me mooi hem eens aan het licht te brengen. Ik denk dat hij het daar mee eens zou zijn.

 


Er zijn natuurlijk enorm veel inspiraties voor mijn werk en mijn personages, maar ik wou buiten het typische voorbeeld van het erg figuratieve zoals bij Courbet, ook nog wat abstractere, merkwaardige plaatjes aanhalen. Concreet heb ik het over een zelfportret van Duchamp en de Vlaamse leeuw; onpersoonlijk en tegelijk met onlosmakelijk verbonden aan een sterke identiteit en een mystieke kracht. Deze beelden bevragen de idee van identiteit en onze persoonlijke realiteit, twee dingen die mij enorm bezighouden en ze zetten me aan het denken.

 


Genoeg gezegd, ik zal verder de gedichten laten spreken.


 

Zwarte haren waarin regendruppels fonkelen.
Hij was buiten gestormd wanneer het grijs en zwaar was.
Een bles waardoor zijn hoofd klokmatig opzij tikt, als een kleine elektroshock,
die na al die jaren nog altijd in zijn lijf lijkt te zitten. 

Aankijken voelt als over hem heen kijken, aangenaam en zonder schuldgevoel.
Al tekenend kijken maakt het mens zijn minder gênant.
De ongemakkelijkheid dringt zich niet langer op.

Doordringend maar niet onwennig.
Ik word toegelaten om te staren, naar de vergrote poriën door acné,
naar de mee-eters die als een vlinder op zijn gezicht zitten. 
Een grote, maar ingetogen aanwezigheid van een triestige leeuw, zonder goud noch geel.
Aporetisch over zijn doel.

Ik kan het zo goed beschrijven, zo goed herkennen.
Zelfs als ik niet kijk, zie ik het zo klaar.
Ik hou van portretten, van het maken van gezichten, van mensen.
Al ben ik wel wat gezichtsblind. Curieus.
Een gezicht onthouden duurt altijd even. Het tekenen helpt.
Het memoriseren van die kleine huid-details helpt.
Die typische kledijkeuzes en kapsels oppikken helpt.
De rest van het gelaat is een vaag gevoel,
alsof water de gouachebeelden in mijn hoofd heeft weggewassen.
Een ruwe schets is al wat overblijft.
Niemand echt kennen, en dus iedereen kunnen kennen. Hem wel. Hem ken ik zeker wel.
We staan diep verbonden.
Als een werk in olie, waar ik op terug kan blijven kijken.

Hij zit in zijn katoenfluwelen zetel, grote lampen uit want die zijn te confronterend.
Bij schemerlicht als een barokportret, omhuld in schaduw die hem gegoten zit als eigenlicht.
Zonder wereld, van de wereld.
Wat ik nog net kan zien is de zwarte lak op zijn lang lijkende nagels.
Hoog ingeplant op de slanke vingers die eruitzien als zoete koekjes.
Nooit een stukje van de vernis af, dat kan hij niet uitstaan.
Het klinkt misschien raar, maar ik mis zijn lunula’s. Hij heeft er acht meer dan ik.
Ik heb tenminste nog de haartjes tussen de knokels om naar te staren,
dat is de beste tweede keuze na de littekeningen op de armen.
Niet te vergeten de Lichtenberg-figuur;
maar ik wil niet dat hij me nu de rug toekeert.
Die mooie dingen kan ik nu allemaal niet zien onder zijn zwart rode trui,
die altijd afgestemd op zijn haar en ogen.
Hij frunnikt aan de gepilde wol en steekt zijn vingers in de averechtse mouwen.


Zijn geur is een die ik al zo lang zoek en maar blijf tegenkomen.
Ik denk aan kerkkaars met een beetje kampvuurrook, Axe “Black” deo en wierrook,
soms ook nagellak, ik heb er nog zwarte die ik van hem gekregen heb.
Hij koopt graag dingen voor mij, hij zegt dat hij toch geld genoeg heeft.
Filantroop die hij is.

Blijf kijken, Byron.

Ik wil niets slecht over hem zeggen, dat doet hij zelf al genoeg.
Hoe hij zich zorgen kan maken, stressen en opwinden, relativeert alles voor mij.

Kon hij maar wat van die liefde voelen, op de manier dat hij kan houden van zelfhaat.
Hij heeft toezicht op mijn labyrint, geeft me advies, neemt mijn zorgen.
Ik wil dwalen in het zijne en tonen dat hij niet de Minotaurus is. Hij is geen monster.
Zo zie ik hem niet. Maar hoe dan wel? 

Straks verlies ik de rode draad.


Blijf kijken, Byron.
Pluis het uit.

Ik maak me zorgen over hem; hij ademt niet juist. Ik hoor hem snuiven, ik hoor zijn hartslag rennen.
Hij schudt zijn haar naar links en krampt zijn volledige lichaam samen.

Trillende mondhoeken, rode ogen met heldere bliksemblik, adertjes als schichten,
Zelfs met die hypnopompische staar, nu alles zo vertroebeld is.
Psychosomatisch. Overdonderd.
Ik zie de migraine zijn oogzwart vergroten. Ik kan er al bijna geen iridologie meer op uitvoeren.
Grappig hoe zo’n klein detail zo veel kan zeggen over het geheel.
Waarom ziet hij er zo goed uit als het slecht gaat?


Zijn adamsappel, gecomponeerd uit alles wat hij wegslikt.
Die brommende warme stem klinkt nu zelfs naargeestig. 
Het is jammer, die tristesse, maar wat hij ook zegt, het klinkt mij altijd als muziek in de oren.

“Byron, Maak toch gewoon een foto, dat gaat langer mee.
Een tekening was gemakkelijker geweest, nee?”

 


 

 

 

Ik morste het uit frustratie. Water op gouache. Wou het ding verscheuren, maar iets of iemand hield me tegen. No use crying over spilled milk. Al was het voor mij eigenlijk meer feeling the need of dying over spilled water. Ik kon er niet bij blijven neerzitten, nee, dan had ik met plezier mijn hoofd tegen de vaalzwarte vloertegels geknald. Ik moest op een manier ontsnappen aan de situatie.

Gaan lopen. Elopement noemen ze dat. Dat is wat autisten doen als het hen te veel wordt. Het helpt. Zoals voor sommigen muziek helpt, moet ik even de benen van mijn lijf rennen om te zien waar het op staat. Het is het gemakkelijkste, iets waar je gemakkelijk de moeite mee voelt. Een uitputting die is toegestaan. Iets dat je mag doen met je boosheid. Voor als je het even niet meer weet. Ik wist wat ik wou doen: alles kapot maken. Maar nu maakt het niet uit. Ik weet het even niet meer, dat is meer dan genoeg, voor nu.

Ik pruts aan de pluisjes van mijn sweater. Die is van zachte wol en toch heb ik het wat koud: mijn vingers zien grauw. Om me beter te voelen, heb ik net even snel een schets gemaakt van waarneming. Even focussen op wie ik zie. Ik moet altijd een mens of een gezicht tekenen om van de weg van imposter syndroom af te kunnen rijden. Als een afrit van de snelweg. Ik zat even op automatische piloot. Ik moest sneller en sneller en sneller gaan.
En dan besefte ik dat ik gewoon een afslag kon nemen om even te bevestigen dat ik wist waar ik was.
Terug in de normale-gangs-wereld komen. Mislukking. Crisis. Pauze. Nieuwe poging. Bevestiging.
Nu: ontspanning. Nu mag dat. Ik kan het nog, wees tevreden. Niet “alles is verloren”, in die gedachte mag ik me niet in laten verliezen. Ontspan, verdomme. Lak je nagels.

En nu? Nu moeten ze drogen. Ze zijn mooi, maar dat duurt meestal niet lang. Hooguit enkele dagen.
Net als het haar tussen mijn wenkbrauwen teruggroeit, zal de nagellak afbladderen. Terug naar de tijdelijkheid, de twijfel. Ik ga me weer zorgen maken of ik het nog kan, of ik het nog waard ben. Schone schijn. Mijn nagels.
Ik wil ze in mijn huid delven alsof het mijn graf is. Maar ik moet wachten want ik word bekeken.
Ontspan. Doe rustig.

Kleine gedachten kunnen grote gevoelens opwekken. Een dag zonder rumineren en piekeren is een dag niet geleefd. Het stressmoment heeft al gepiekt, nu voel ik de weerslag in mijn hoofd, er zit wat vertraging op. “Chad, Je bent hier nu, laten we het gewoon even laten zijn” zei hij voordat hij eraan begon, aan zijn “geschreven portret”. Wat dat ook betekenen mag. Ik had haast niet gezien dat hij recht in mijn ogen keek.
Zijn gestaar beantwoord ik al tekenend, al kleuren mengend. De aura’s van mijn hoofdpijn verkwikken het donkere, lethargische palet. Het gekijk ziet er minder gênant uit met een artistieke blik.
Hij is aan het blindtypen, al blikt hij regelmatig toch naar zijn toetsenbord. Gewoon om zijn nagels te zien.
Zou hij dat weten? Hij fronst. Ik ben er nog steeds niet over.

Niet over hoe ik kon weten dat dat ging gebeuren, dat water morsen, en toch heb ik een jat naast mijn blad gezet. Dat het mij zo hard raakt is triestiger dan dat ik verdrietig ben. Dat ik niet eens mijn eigen intuïtie vertrouw omdat die in de clinch ligt met mijn doemdenken. Dat is het ergste. Mijn keel doet pijn, er moet iets uitkomen. Maar ik wil geen gal spuwen, dat zou te hard lijken op een zelfportret, en het is niet mijn beurt. Niet meer. Ontspan. Ik moet poseren. Gewoon zijn. Er is helemaal niets gewoon aan mij.
Ik ben niet goed in zijn.

“Byron, maak toch gewoon een foto, dat gaat langer mee.” “Een tekening was gemakkelijker geweest, nee?”

Het komt er compulsief uit, als een tic. En het voelt slecht. Ik ben een slecht mens, want ik had de gedachte,
het gevoel dat het eruit moest. Waarom zei ik dat? Terwijl ik sprak klonk het dissonant met hoe ik dacht te spreken. Ik wil stoppen, ik wil hem niet meer aankijken, het is niet leuk meer. Ik kan er niets aan doen.
Ik kan zelfs niet niets doen. Ik heb nood aan voelen, iets anders dan d. Er gewoon zijn voor hem kan ik niet. Misschien moet ik gaan.

Ik vecht de tranen uit mijn brandende ogen. Is het opeens warmer geworden? Ik krijg geen lucht.
Diep ademhalen. Het smeulende haardje aan dansende lavakleuren in me vat plots terug vlam. In een snelle flits een lopend vuur. Weer door bliksem geraakt. Ik sta terug in brand. Ik kijk naar mijn nagels en zie hoe de zwarte kleur naar achter geduwd is. De riemen komen weer zachtjes tevoorschijn. Ik moet toch aan mijn armen gekrabd hebben. Wat scheelt het?

Ik zet mijn klauwen in mijn vlees. En maak dat ik weg ben.

“Chad? Hé, niet weglopen!”


 

 

Het is belangrijk om je kunstpraktijk waar te nemen vanuit het standpunt van de toeschouwer. Een kunstenaar lijkt dit soms te vergeten. Een portrettist doet dit op een manier altijd; die neemt het model waar alsof het een kunstwerk is. Op deze relatie probeer ik me te focussen. Er wordt een speciale band gecreëerd tussen mij en mijn inspiratie, maar gelijktijdig ook een barrière. Je moet de persoon immers zo goed mogelijk leren kennen, ook voldoende afstand behouden. Dit zorgt voor interessante een reflectie. Een portret is een ontmoetingsoord van twee mensen: de geportretteerde en de portrettist. Inzicht in mezelf en in anderen gaan hier hand in hand. Er zit altijd een deel van mezelf in een portret.

Op een manier voelt schrijven zowel directer als indirecter dan tekenen. Woorden zijn algemeen veel makkelijker te interpreteren dan een tekening; ze zijn duidelijker, scheppen context. Ook al is een tekening een directere vorm van waarnemen en vormt het al sneller dan woorden een samenhangend geheel dit, toch kan een tekening gemakkelijk zijn inhoud of “punt” verliezen door deze algemeenheid. Een tekening is meer een pure uiting van een gevoel of idee. Als schrijver ga je explicieter opzoek naar een betekenis of inhoud.

Naar mijn mening is alles het waard om op te schrijven en te beschrijven. De schoonheid van kleine dingen, daar focus ik me graag op. Details maken het grote verschil. Overprikkeling wordt poëzie, gezichtsblindheid wordt onderzoek. Ik kan knutselen met woorden, schrijffouten kunnen me op neologismen doen komen. Taalgebruik zorgt ervoor dat het altijd een beetje een zelfportret is, want het is mijn lexicon. Al lijken woorden anoniem, eigen beeldspraak en woordkeuze is je het medium toe-eigenen. Het is best moeilijk om het echt door te drijven. Mezelf écht te confronteren met de vragen: “Wie is die persoon?” “Wil ik die echt kennen?” “Hoe diep moet/kan ik graven?” En “Kan ik dat nog beter doen?” Durven eerlijk te zijn, zelfs als het pijn doet of lelijk lijkt. Durven dingen herschrijven en schrappen; zoeken naar de essentie. Op een manier moet je veel toelaten, maar langs de andere kant ook streng filtreren. Grondig zeven voor goud, dan wordt een werk goed. Dit zorgt voor voldoening, voor zelfreflectie en werkt grondend. Wanneer je de ander sterk waarneemt, begin je jezelf terug te zien. Weten wat het is om gezien te worden is de essentie van een portret(tist).

En om af te ronden, Dan Howell, een persoon uit het echte leven die ik al even volg, heeft onlangs een boek geschreven. Over leven en overleven. Het moet nog uitgegeven worden. Een kaartje van deze grote inspiratie van mij is toegekomen na het schrijven van mijn gedicht. Het is een bevestiging van een pre-order. Past er te perfect bij. Serendipiteit.


                       



Wednesday, December 9, 2020

Dagblog 27 - portret van persoon die ik wil leren kennen.

 Ik ben momenteel een beetje een pauze aan het nemen in het dagels bloggen, alles worst me een beetje veel, en ik wil dat het zijn waarde niet verliest. 

Dus verwacht iets minder voor een tijdje. 

Ik wil graag wel mijn opdracht delen van beeldspraak, schrijfatelier. 


1. Maak vanuit jouw eigen perspectief een portret in dichtvorm van iemand die je kent of wilt leren kennen. Gebruik geen bestaand portret, maar leg gerust een eigen beeldocumentatie aan.

2. Schrijf een A4 in proza waarin je de geportretteerde zelf op eigen wijze aan het woord laat over een onderwerp dat hem of haar bezighoudt tijdens het maken van je portret, reëel of fictief.

3. Werk in twee tot drie alinea's een inzicht, idee of gedachte uit die volgens jou cruciaal is bij het maken van een portret in het algemeen en die ook speelde bij jouw portret in het bijzonder.


Zwarte haren waarin de regendruppels fonkelen als sterren,
hij was buiten gestormd wanneer het grijs en zwaar was -of is het roos?
Een bless waardoor hij zijn hoofd klokmatig opzij tict, als een kleine elektro-shock,
die na al die jaren nog in zijn lijf lijkt te zitten. 

Aankijken voelt als over of door hem heen kijken, aangenaam en zonder schuldgevoel.
Al lijkt zijn blik streng, hij kan even zacht zijn als het donshaar op zijn oorlellen.
Doordringend maar niet onwenning.
Al tekenend kijken maakt het mens zijn minder genânt.
Je wordt toegelaten om te staren, naar de vergrote poriën door acne,
naar de mee-eters die als negatief van zijn kruin op zijn huid zitten als een vlinder op zijn gezicht.  Een gezicht als een leeuw, maar hij kijkt al even triestig als die op de vlag.
Aporetisch over wat hij moet doen.
Identiteitscrisis.

Ik kan het zo goed beschrijven, zo goed herkennen. Zelfs als ik het niet zie, zie ik het zo klaar.
Ik hou van portretten, het maken van gezichten, van mensen. Al ben ik wel wat gezichtsblind. Curieus. Het duurt altijd even voor ik een gezicht onthoud. Het tekenen helpt. Toch nog zo nerveus.

Ik zal beginnen met de situatie te schetsen.
Hij zit in zijn zetel, grote lichten uit want die zijn te confronterend,
bij schemerlicht als een barokportret, omhuld in schaduw die hem gegoten zit als eigenlicht.
Zonder wereld, van de wereld.
Wat ik nog net kan zien is de zwarte nagellak op zijn lang lijkende nagels, ze zijn eigenlijk niet zo lang, gewoon hoog ingeplant op zijn lange vingers, ze zien eruit als zoete koekjes.
Nooit een stukje van de vernis af, dat kan hij niet uitstaan.
Het klinkt misschien raar, maar ik mis zijn lunala’s. Hij heeft er 8 meer dan mij.
Ik heb tenminste nog de haartjes tussen de knokels om naar te staren, dat is de beste tweede keuze na de littekeningen op de armen. Niet te vergeten de lichtenberg figuur,
maar ik wil niet dat hij me nu de rug toekeert.
Die mooie dingen kan ik nu allemaal niet zien onder zijn zwart rode trui,
altijd matchend met zijn haar en ogen.
Hij frunnikt aan de gepilde wol en steekt zijn vingers in de averechte mouwen.

Ruikt naar een geur die al zo lang zoek en maar blijf tegenkomen.
Ik denk aan kerkkaars, Axe “Black” deo en wierrook, soms ook nagellak,
ik heb er nog zwarte die ik van hem gekregen heb. Hij koopt graag dingen voor mij,
hij zegt dat hij toch geld genoeg heeft.

Trillende mondhoeken, rode ogen met heldere bliksem blik, adertjes als schichten, zelfs nu alles zo vertroebeld is. Zelfs met die hypnopompische staar.
Ik zie de migraine zijn oogzwart vergroten. Ik kan er al bijna geen iridologie meer op uitvoeren.

Psychosomatisch. Overdonderd. Grappig hoe zo een klein detail zo veel kan zeggen over het geheel.
Brommende stem, grommen klinkt nu zelfs triestig.
Adamsappel gecomponeerd uit alles wat hij wegslikt.
Het is jammer, want wat hij ook zegt, het klinkt mij altijd als muziek in de oren.

“Maak toch gewoon een foto, dat gaat langer mee.
Een tekening was gemakkelijker geweest, nee?”


 -----

Gaan lopen. Elopement noemen ze dat. Dat is wat autisten doen als het hen te veel wordt.  Het helpt, zoals voor sommigen muziek helpt, moet ik even de benen van mijn lijf rennen om te zien waar het op staat. Het is het gemakkelijkste, iets waar je gemakkelijk de moeite mee voelt. Een uitputting die mag. Iets dat je mag doen met je boosheid. Voor als je het even niet meer weet. Ik wist wat ik wou doen: alles kapot maken. Maar nu maakt het niet uit. Ik weet het even niet meer, dat is meer dan genoeg, voor nu.

Ik pruts aan de pluisjes van mijn ­­sweater. Heb net even snel een schets gemaakt van waarneming, om me beter te voelen. Even focussen op wie ik zie. Ik moet altijd een mens, een gezicht, tekenen om de weg van imposter syndroom af te kunnen rijden. Als een afrit van de snelweg, ik zat even op automatische piloot. Ik moest sneller en sneller en sneller gaan. En dan besefte ik dat ik gewoon een afslag moest nemen, even bevestigen dat hij wist waar ik was. En terug in de normale-gangs-wereld komen. 

Even de situatie schetsen. Ik heb een werk waarop ik gemorst heb uit frustratie. Water op gouache. Wou het scheuren maar iets of iemand hield me tegen. No use crying over spilled milk. Al was het voor mij eigenlijk meer feeling the need of dying over spilled water.

Dan maar gewoon gaan lopen, mijn nagels gelakt en nu moeten ze drogen, nu zijn ze mooi, maar duurt meestal niet lang, enkele dagen, net als het haar tussen mijn wenkbrauwen teruggroeit zal het afbladeren. Ik wil ze in mijn huid delven alsof het mijn graf is. Maar ik moet wachten, en ik word bekeken. Kleine gedachten kunnen grote gevoelens aanspreken. Een dag zonder rumineren en piekeren is een dag niet geleefd. De stress moment heeft al gepiekt, nu voel ik de weerslag in mijn hoofd, er zit wat vertraging op. “Je bent hier nu, laten we het gewoon even laten zijn” zei hij voordat hij eraan begon. Ik had haast niet gezien dat hij recht in mijn ogen keek.

Terwijl hij zit te staren kijk ik terug al tekenend, al kleurenmengend. De aura’s van mijn hoofdpijn verkwikken het donkere, lethargische pallet wat. Het ziet er minder genânt uit met een artistieke blik.

Hij is aan het blindtypen, al kijkt hij regelmatig toch naar zijn toetsenbord, gewoon om zijn nagels te zien, zou hij dat weten? Hij fronst. Ik ben er nog steeds niet over, over hoe ik nu zo kon weten dat dat ging gebeuren, dat water, en toch heb ik een jat naast mijn blad gezet. Dat het mij zo hard raakt is triestiger dan dat ik verdrietig ben. Dat ik niet eens mijn eigen intuïtie vertrouw omdat hij in de clinch ligt met mijn anxiety. Mijn keel doet pijn, er moet iets uitkomen. Maar ik wil geen gal spuwen, dat zou te hard lijken op een zelfportret en het is niet mijn beurt. Ik moet poseren. Gewoon zijn. Er is helemaal niets gewoon aan mij. Ik ben niet goed in zijn.

“Maak toch gewoon een foto, dat gaat langer mee” “Een tekening was gemakkelijker geweest, nee?”

Het komt er compulsief uit, als een tic. En het voelt slecht, ik ben een slecht mens, want ik had de gedachten, het gevoel dat het eruit moest. Een dramaqueen die het niet waard is. Waarom zei ik dat? Terwijl ik sprak klonk het al dissonant met hoe ik denk te spreken. Ik wil stoppen, ik wil hem niet meer aankijken, het is niet leuk meer. Anti-ik, ben tegen alles. Ik sta weer in brand, weer door bliksem geraakt.


Ik kijk naar mijn nagels en zie hoe de zwarte kleur naar achter is geduwd en de riemen weer zachtjes verschijnen. Het maakt niet meer uit. Ik sta weer in brand, weer door bliksem geraakt. Ik zet mijn klauwen in mijn vlees. 

  

 -----

Het werk van anderen kan inspirerend werken, ook wanneer de teksten niet helemaal mijn ding zijn. Kijken en lezen, het ervaren op de wijze dat jouw werk ervaren zal worden is belangrijker dan ik dacht. Het schrijven van een portret, wat ik allemaal kan tekenen met woorden is interessant. Het is goed om te beseffen dat beide manieren van werken mogen, soms is tekenen gemakkelijker, soms is dat schrijven. En beide mogen elkaar inspireren. Op een manier indirecter en directer dan tekenen. Ik denk dat dat afhangt van hoe je je voelt, je gevoel heeft veel invloed op je werk, ook bij het maken van een portret.

 

Alles is het waard om op te schrijven, te beschrijven, uit alle soort ervaringen kan je iets maken. Overprikkeling wordt poëzie, gezichtsblindheid wordt onderzoek. De schoonheid van kleine dingen en het nut van dingen die fout lijken te zijn of te lopen. Je kan knutselen met woorden, schrijffouten kunnen je op nieuwe woorden doen komen. Je taalgebruik zorgt ervoor dat het altijd een beetje een zelfportret is, want het is jouw lexicon. Kleine details maken het grote verschil. Al lijken woorden anoniem, eigen beeldspraak en de keuze van taal is het medium je toe-eigenen, en dan wordt een werk goed: wanneer je het snapt, hoe het allemaal in elkaar zit.  Het zorgt voor voldoening, zelfreflectie en werkt grondend. Een goed portret hebben is als een bliksemafleider maar je al je flitsen aan ideeën en waarnemingen kunt afknallen, en het leidt tot een sereen geheel.

Inzicht in jezelf en in anderen gaan hand in hand, een portret is een ontmoetingsoord van twee mensen: de geportretteerde en het model.

 

Zie je later, tot snel

1. blogtekst
2. steun vrienden
3. op kot met warme chauffage

even rustig aan

health & gn xxx



(scan met feedback)

een verbeterde versie, het finale product vind je in de volgende blog
"een kleine studie van het portret" 


Thursday, December 3, 2020

Dagblog 26 - Concept


Camille heeft me overtuigd. Ik ga gaan drukken. Het idee is volgende vrijdag in de namiddag. Ze heeft me zo ver gekregen. Dat is goed! (En niet gemakkelijk). Ik was al beginnen dingen zoeken die ik wil etsen, en ha ze uitgeprint. Ik was dan ook maar ineens aan het denken over de melkbriketsen, dat formaat is perfect voor bladwijzers! En ik heb al iets met het perfecte formaat voor een bladwijzer: mijnlange uitgangsborden! Ik ben meteen beginnen etsen. En toen ik klaar was had ik een foto gestuurd. en het zag er goed uit :) Jeej, ik zal er niet zo veel van kunnen drukken, maar het is iets. Maar toen. "Ma uh, Byron" O nee, wat? " 't Is geen spiegelbeeld". Opnieuw! Stap één en ik zit al verkeerd. Maar beter dat ik het nu weet en kan aanpassen, heb ineens mijn referenties in spiegelbeeld geprint. "Sapperdepitjes, dat is niet de eerste keer". Op zich was er niet raars aan die zin, maar dat eerste woord gebruik in nooit, en ineens kwam het in me op en moest ik het sturen. Even later weet ik waarom. Camille antwoordde: "Omg ik heb een vernis mou gemaakt vandaag en er staat sapperdepitjes op, hahaha." Ik heb dat aangevoeld. (Ik vraag me ook af waar die uitspraak vandaan komt, maar ik kan de etymologie niet terugvinden. --Wat is de etymologie van etymologie?)

Vergissing (geen spiegelschrift) nu wel een reflecterend bordje! 

Zo zie je maar dat wanneer iets "fout loopt" dat ook met een reden is. Had ik nooit lui willen zijn en thuis etsen, dan had ik het tetrabriketsten niet gevonden. Had ik niet te opvliegerig geweest, dan had ik door gehad dat ik in spiegelschrift moest etsen. Maar nu heb ik een reflecteren bordje (het groen is acrylverf) Hoe cool! Daar was ik zelf nooit op gekomen. Wel, ik ben er wel zelf op gekomen, maar ja, je snapt wat ik bedoel. Mijn zesde zintuig lijkt zich toch in enige zin wat scherp te stellen. 

Met Fran naar supermarkt, Lidl of Aldi, vanachter was de tekenles van vroeger en we waren onze mondmaskers vergeten. Ik wandelde over de Diestse steenweg, er vloog een hoed voorbij, ik heb die gepakt en teruggegeven aan de eigenaar. Ik liep er mee naar de bushalte, daar aan de Aveve was nu een soort winkelcomplex zo de sfeer van bij de Sims. Louche types. Een meisje met bruin haar haar hetzelfde als ogen met witte stukken en wolken. Zij en hij vroegen: hoe graag ziet je moeder je? Ik zei best graag. Wat ze bedoelde was op welk lichaamsdeel ze hun Sigaret mochten uitdoven, dus deden ze het op mijn been. Maar ik voelde het ook op mijn armen. Het meisje vroeg: waarom heb je wit in je baard? Ik zei: "gewoon." "waarom heb je zoveel acne?" en ik zei "seg, nu ga je te ver" en vertrok. Toen kwam meteen een bus, en die stopte want ik stond aan zon tijdelijke halte en ik stapte op en viel bijna achterover en ik was mijn mondmasker vergeten "o nee".

Zullen we deze dan maar eens ontleden? Ik heb vanalle termen eruit opgezocht, een beetje veel om ze allemaal hier te zetten. Nu ga ik eens kijken of ze een coherent verhaal kunnen vormen. Veel zal simpelweg over schoolwerk gaan en het jongleren met theorielessen, atelier en alle ideeën en tijd en motivatiegebrek om het uit te werken, of het geen inzicht hebben in de zaken. Dit is wat ik ervan maak:

Zus, wat is mijn rol in de familie? De supermarkt van emoties wilt aandacht. Ik ben aardig geweest, maar ik moet zien dat niemand mijn goede wil misbruikt. Let op, laat je niet doen, laat je niet provoceren. De straat van het levenspad. Met een zijstraat, iets om te ontdekken, een alternatieve manier van leven? Die met de hoed verbergt iets voor me. Aan de bushalte moet een beslissing genomen worden. Evalueer je leven, hoe heb je het geleid? Wat ga je doen met je toekomst? Dat wachten op die bus, dat is tegenslag, dat wil ik niet. Iets wil ik niet, ergens geraak ik zelf niet. Sigaretten. Een sigaret gerookt, pas op voor de invloed van anderen, ze kunnen je waarden vals vervangen. De rook maakt het moeilijk te communiceren met mensen. Rokende mensen, verdeeldheid, onenigheid, opstandigheid. Wil ik dit? Wil ik hierbij zijn? Die bruine ogen van bedrog. Ik ken ze niet, ze wilt me verleiden iets te doen dat fataal voor me is. Niet te dicht bij vreemden komen, laat je niet te diep in je persoonlijke leven raken. Maar die bruine haren… ik heb behoefte aan goede vrienden, sterkte en veiligheid in de toekomst. Ben ik verward over mensen hun bedoelingen? Ondervraging, met mensen waar ik niet mee om kan. Ik ben onzeker, ik ben sociaal zwak. Mij vragen stellen op die manier, is oneerlijk. Behandel me niet zo, dan loop ik weg, ik ontwijk problemen liever, ik wil geen verantwoordelijkheid voor mijn daden, ik ben bang, mijn angsten: te confronterend. Dan neem ik wel de bus opgaan in de menigte. Geen nood aan originalteit maar ook geen controle over de weg van mijn leven. Maar die witte baarharen, ik zal groeien in de toekomst. Ik zal open gaan staan voor mijn creativiteit! Ik ben wijs, macht over anderen en geluk? Of ben ik juist te scherp geweest?  Maar ik viel bijna. Zal ik falen? Ben ik het niet waard? Zal ik het kunnen, op school? Waar is mijn trots, waarom schaamte? Die mondmaskers voelen soms zo gewelddadig aan. Ben ik iets aan het vergeten?

 

 Conclusie:
Voor mezelf opkomen, zelfrelfecteren op wat ik wil, eigen weg zoeken. Je niet laten doen door slechte feedback (verleden en toekomst). Mensen niet zomaar geloven, niet zomaar in meegaan, moeite met inschatten van mensen, mijn sociale vaardigheden. Schoolstress. Van tinder afblijven. Mezelf zijn of worden is moeilijk en confronterend, ik wil verschuilen. Maar mezelf zijn zal voor creativiteit en groei zorgen. 


Dat van die bruine ogen? Dat is eng, als iets te accuraat is of te hard binnenkomt of samenkomt, meestal iets paranormaal, dan beginnen mijn ogen te tranen. Dit is een beetje waarom ik niet zo hou van bovenzintuigelijkheid. Bruine ogen? Droom ik in kleur? Ik weet niet of ik in kleur droom. Maar alles wat ge droomt is in uw hoofd, is eerder conceptueel. Ik zie niet per se bruin. maar mijn hoofd zegt "da's bruin", ge ziet bruin. Het echt zien gebeurt ni vaak. Ik ben een conceptuele dromer. En hoor statements. Dit is wel een beetje een relevatie. 

Fluxus, vandaag, waar ik zo veel stress voor had. Gelukkig was ik niet alleen, gelukkig was ik niet de enige die trilde. Ik had iets lang geschreven, iets te lang, dus heb ik het terwijl de andere aan het voorstellen nog ingekort.

Geef alles dat je ziet een nieuwe naam en begroet ze. Stel ze aan ons voor.
Wat is het laatste dat je hebt geschreven?
Draag het maar voor aan een van je nieuwe vrienden, gedurende een minuut.

Ja, ik heb veel weggelaten, maar ik moet zeggen dit zorgde voor een mooi resultaat. 
Wat moest ik doen? Ik moest me verkleden alsof het een Syberische winter was en alles uit de kast halen. Heb ik gedaan. 
Ik moet iets bekennen... Ik wist al even dat het iets met aan/uitkleden ging zijn. Ik had het moeten zeggen, want achteraf kan ik natuurlijk vanalles beweren. Maar je moet weten dat ik lui ben, en niet echt durf te vertrouwen op mijn ESP, als weet het veel. Dat is het 'em net. Het is een beetje eng veel. Dat is een beetje het probleem: ik kan er niet omheen, dat ik vanalles aanvoel en voorspel. Dus ik zou er eigenlijk veel baat uit halen er mee te leren werken. Maar ik durf niet... Die kennis kan angst veroorzaken. Zo zal ik niet al mijn dromen opzoeken. Het is werkelijk te verontrustend. 

En nu is het tijd voor conceptuele kunst. De opdracht was gewoon: maak een conceptueel werk. Echt een machtige stroming, vind je niet? Als je het niet kan uitstaan en naar uitleg zoekt, dan zegt dat waarschijnlijk genoeg. Ik vind het mooi. Felix ronde zijn les af met dat de kunst zich had vrijgevochten. En ik kreeg meteen een idee en mijn werk was geboren:
Ik wil het graag nog uitschilderen op A3 met acryl. Het is iets simpel en eigenlijk automatisch, maar als ik wil zit er zo veel in. Maar nu weet ik: ik moet dat allemaal vertellen. Het is er, vertel jij het nu maar. 

Blogs en introspectie schrijven is veel en niet-gemakkelijk werk, maar het doet me glimlachen, voor mezelf, ook als ik alleen ben. 

1. blogpost
2. les Fluxus overleefd, hij was nog leuk ook.
3. terug op kot. Natuurlijk ben ik alles obsessief aan het opschrijven zodat ik het niet vergeet.

health & gn xxx



Tuesday, December 1, 2020

Dagblog 25 - Ah! Druk!

Ik weet het. Mijn studierichting heet letterlijk grafiek en tekenkunst en ik heb letterlijk nog geen grafiek, traditioneel drukwerk, gemaakt... Waarom? Het voelt als zo veel gedoe, het ligt me niet en nu met de corona lockdown is het nog meer gedoe. Wel,,, ja en nee. Normaal is het druk in het druklokaal, maar nu dat je moet reserveren is het daar eigenlijk heel kalm, blijkt. Wat houdt me dan tegen? Wel, ik heb geen idee hoe het moet, maar dat komt deels ook gewoon omdat ik het niet doe. Dat zijn twee dingen die elkaar maar al te graag in stand houden. Zelf-chantage, daar zal het weer op neerkomen. Ik houd ook niet van het lokaal, de druk die ik voel als ik daar sta, de confrontatie met mijn incompetentie en gebrek aan kennis. Confronterend. Niet dat dat abnormaal is, dat ik niet weet wat ik aan het doen ben, ik ben daar helemaal niet alleen in, maar als ik zo blijf voortdoen (of juist niets doen) gaat dat er echt niet beter op worden. Waarom wil ik niet? Ik wil het wel kunnen, natuurlijk? Maar ik wil me niet in mijn zwakke positie openstellen, ik wil niet laten zien dat ik helemaal geen idee heb van wat ik moet doen en dat het moeilijk is en zo veel gedoe. Eens ik dan toch iets gedrukt had, vorig jaar, in die zeldzame gevallen, dan was dat natuurlijk wel fijn. Ik wil dat gevoel nog wel hebben, maar ik wil het werk er niet insteken. Of het geld... Drukken is duur: chique papier, koperplaten, de naalden en gutsen. Gutsen voor houtsnedes zijn zo duur. Ik weet dat ik me gewoon even over mezelf zou moeten zetten er gewoon twee kopen. Ik heb wel houtplaatjes, dus waar trekt dat nu weer op. Het trekt op niks. Misschien moet ik gewoon een druk maken waarop staat: "Druk druk druk, ik haat het hier" Droge naald is ook best fijn, maar ik moet dan ook wel terug harde plastiek gaan halen. Wat wil ik zelfs drukken? Ik weet het niet echt. Maar weet ik het niet omdat ik echt geen idee heb, of omdat ik eigenlijk geen idee wil hebben? 
Je hebt zo van dat zacht materiaal, niet lino, maar grijs en zacht, rubberachtig. Daar zou ik graag een xylografie mee willen maken. En soort stempeltje. Misschien mag ik wel even mesjes lenen daarvoor. We zullen zien. 

Dit zou toch leuk zijn als een stempeltje? Nee? Het lijkt me wel geestig. 

Het is zeker niet nieuw voor mij om iets te moeten doen dat ik niet gewoon ben (of niet gewoon voelt). Dit is de norm. Hoe ben ik er dan nog niet gewoon aan geworden? Wel... Weet ik veel. Schuldgevoel of schaamte is het gevoel dat herinneringen behouden, voor mij. Dat kan ik altijd opnieuw voelen. Over de drempels van mijn comfortzone blijf ik struikelen.

Ik heb een filmpje gevonden om thuis drogenaald te doen, met een melkbrik als plaatje! Ik moet dan wel inkt kopen en een rol. Misschien koop ik dan ineens die plakjes voor houtsnede en vraag ik mesjes voor mijn kerstmis, of zoiets. Of ik leen ze. Geen van beiden wil ik echt doen...  Ik wil dan misschien wel materiaal op school gaan halen, maar nu vind ik niet hoe dat moet. (...) Heb het met Camille haar hulp gevonden, wel een serieuze lijst dat ik moest invullen, amai. Misschien neem ik mijn acrylverf ook mee. -Hoeft niet meer, ik ben naar de action geweest (dit is een dag later) en heb een beetje een voorraad gekocht- Zou ik mijn schilderijtjes ook meenemen? Dat misschien niet, dat ik dan iets om naar uit te kijken voor op school. Mijn drukpapier dat ik nog heb en mica's. Mijn groot blad voor mijn poster misschien ook. Ik ben een spot-poster aan het maken, een parodie op Vlaams Belang. Ik heb lang gewerkt aan een ontwerp op mijn gsm. Dat betekent dan vooral herbeginnen, ingewikkelder maken, terug simpeler, andere layout, andere slogan, ... Ik wil ze graag uitschilderen, ik heb al een groot papier gekocht, maar dat ligt nu dus op school. Ik zal het eens uittekenen op A4 en dan op wat ongeveer A1-A0 is denk ik. Een goeie winkelzak meepakken alleszins. 


AAH! Weer zoveel ideeën in mijn hoofd, het doet pijn. Zo veel dat ik nog wil/moet doen aah :( 
Ik heb het neergeschreven, natuurlijk niet alles, ik verwijs dan ook naar de notities in mijn gsm, maar toch een aantal ideeën die ik heb. 



Ik zit nu ook echt met stress voor de theorie eigenlijk. Dit gebeurt elke keer opnieuw, ik kom in een "o nee" fase waar ik denk dat alles dat ik doe of gedaan heb op niets trekt en nog zo veel moet doen. Niet zo aangenaam, laten we eerlijk zijn. Ik zal dagen moeten inplannen dat ik werk voor theorie. Maar zelfdiscipline, dat is ver te zoeken... Ik moet mijn haar nog wassen, anders gaat dat pijn beginnen doen. Dat kan blijkbaar, daardoor, ook van migraine. Dat is echt geen leuk gevoel. 


In mijn droom had ik een "meta-déjà vu" die uitkwam ook vroeg ik aan iemand wat die vond van Chad, weet niet wie het was, iemand die op een manier vertrouwd voelde, iemand ik zijn klas, als een personage uit het verhaal dat er zeker bij was, maar nog niet bewust in mijn brein of in het schrijfsel uitgewerkt. En het antwoord luidde: "Lief, wel zo heel pessimistisch, allez zo nihilistisch. Echt lief, leuk ma altijd komt het neer op dood en zo een negatief beeld over zichzelf." Een simpel en zeker niet baanbrekend antwoord. Waarom was het dan wel een verruiming? Het standpunt was nieuw. Ik heb nog niet gereflecteerd op hij zijn met irrelevantie vervloekte, aan de zijlijn of volledig uit het licht van het vertelperspectief staande personages hem zien. Is dat omdat ik in de ik-persoon aan het schrijven ben? Wie vroeg dat nu aan die klasgenoot? Was ik dat, ja tuurlijk, het was mijn droom, maar, was ik ik? 

Mijn 4de A6 schetsboekje staat bijna vol/is bijna af. Ik wil iets doen, met een regenboogvlag (I know, breaking the habit) maar ik bedoel, zoals die in de vorige blog stond. Met de taupeachtige kleur en "Ik hoor te bloeden" Ik wil daar nog iets uit halen. Ik weet niet. We zitten al aan 40. Veertig trans personen vermoord in de VS dit jaar. 

Kan jij nog cijfers spellen? Zou je dan nog willen tellen?

1. Naar de Action geweest voor materiaal
2. les
3. wandeling, met de mooie staartverlichting, die oude die moeten opwarmen. Mooi oranje, maar nog mooier als ze niet werken en rood zijn.

health & gn xxx

The incoherent ramblings of a vampire - A Fictional diary entry for Anthropology of art

  The incoherent ramblings of a vampire   v   Today, 2021-2022, the things I’ve learnt in Lifetime 14   I am looking I am looking f...