Ik ben momenteel een beetje een pauze aan het nemen in het dagels bloggen, alles worst me een beetje veel, en ik wil dat het zijn waarde niet verliest.
Dus verwacht iets minder voor een tijdje.
Ik wil graag wel mijn opdracht delen van beeldspraak, schrijfatelier.
1. Maak vanuit jouw eigen perspectief een portret in dichtvorm van iemand die je kent of wilt leren kennen. Gebruik geen bestaand portret, maar leg gerust een eigen beeldocumentatie aan.
2. Schrijf een A4 in proza waarin je de geportretteerde zelf op eigen wijze aan het woord laat over een onderwerp dat hem of haar bezighoudt tijdens het maken van je portret, reëel of fictief.
3. Werk in twee tot drie alinea's een inzicht, idee of gedachte uit die volgens jou cruciaal is bij het maken van een portret in het algemeen en die ook speelde bij jouw portret in het bijzonder.
Aankijken voelt als over of door hem
heen kijken, aangenaam en zonder schuldgevoel.
Al lijkt zijn blik streng, hij kan even zacht zijn als het donshaar op zijn
oorlellen.
Doordringend maar niet onwenning.
Al tekenend kijken maakt het mens zijn minder genânt.
Je wordt toegelaten om te staren, naar de vergrote poriën door acne,
naar de mee-eters die als negatief van zijn kruin op zijn huid zitten als een
vlinder op zijn gezicht. Een gezicht als
een leeuw, maar hij kijkt al even triestig als die op de vlag.
Aporetisch over wat hij moet doen.
Identiteitscrisis.
Ik kan het zo goed beschrijven, zo goed herkennen. Zelfs als ik het niet zie,
zie ik het zo klaar.
Ik hou van portretten, het maken van gezichten, van mensen. Al ben ik wel wat
gezichtsblind. Curieus. Het duurt altijd even voor ik een gezicht onthoud. Het
tekenen helpt. Toch nog zo nerveus.
Ik zal beginnen met de situatie te schetsen.
Hij zit in zijn zetel, grote lichten uit want die zijn te confronterend,
bij schemerlicht als een barokportret, omhuld in schaduw die hem gegoten zit als
eigenlicht.
Zonder wereld, van de wereld.
Wat ik nog net kan zien is de zwarte nagellak op zijn lang lijkende nagels, ze
zijn eigenlijk niet zo lang, gewoon hoog ingeplant op zijn lange vingers, ze
zien eruit als zoete koekjes.
Nooit een stukje van de vernis af, dat kan hij niet uitstaan.
Het klinkt misschien raar, maar ik mis zijn lunala’s. Hij heeft er 8 meer dan
mij.
Ik heb tenminste nog de haartjes tussen de knokels om naar te staren, dat is de
beste tweede keuze na de littekeningen op de armen. Niet te vergeten de
lichtenberg figuur,
maar ik wil niet dat hij me nu de rug toekeert.
Die mooie dingen kan ik nu allemaal niet zien onder zijn zwart rode trui,
altijd matchend met zijn haar en ogen.
Hij frunnikt aan de gepilde wol en steekt zijn vingers in de averechte mouwen.
Ruikt naar een geur die al zo lang zoek en maar blijf tegenkomen.
Ik denk aan kerkkaars, Axe “Black” deo en wierrook, soms ook nagellak,
ik heb er nog zwarte die ik van hem gekregen heb. Hij koopt graag dingen voor
mij,
hij zegt dat hij toch geld genoeg heeft.
Trillende mondhoeken, rode ogen met
heldere bliksem blik, adertjes als schichten, zelfs nu alles zo vertroebeld is.
Zelfs met die hypnopompische staar.
Ik zie de migraine zijn oogzwart vergroten. Ik kan er al bijna geen iridologie meer
op uitvoeren.
Psychosomatisch. Overdonderd. Grappig hoe zo een klein detail zo veel kan
zeggen over het geheel.
Brommende stem, grommen klinkt nu zelfs triestig.
Adamsappel gecomponeerd uit alles wat hij wegslikt.
Het is jammer, want wat hij ook zegt, het klinkt mij altijd als muziek in de
oren.
“Maak toch gewoon een foto, dat gaat
langer mee.
Een tekening was gemakkelijker geweest, nee?”
Gaan lopen. Elopement
noemen ze dat. Dat is wat autisten doen als het hen te veel wordt. Het helpt, zoals voor sommigen muziek helpt,
moet ik even de benen van mijn lijf rennen om te zien waar het op staat. Het is
het gemakkelijkste, iets waar je gemakkelijk de moeite mee voelt. Een
uitputting die mag. Iets dat je mag doen met je boosheid. Voor als je het even
niet meer weet. Ik wist wat ik wou doen: alles kapot maken. Maar nu maakt het
niet uit. Ik weet het even niet meer, dat is meer dan genoeg, voor nu.
Ik pruts aan
de pluisjes van mijn sweater. Heb net even snel een schets gemaakt van
waarneming, om me beter te voelen. Even focussen op wie ik zie. Ik moet altijd
een mens, een gezicht, tekenen om de weg van imposter syndroom af te kunnen
rijden. Als een afrit van de snelweg, ik zat even op automatische piloot. Ik moest
sneller en sneller en sneller gaan. En dan besefte ik dat ik gewoon een afslag
moest nemen, even bevestigen dat hij wist waar ik was. En terug in de normale-gangs-wereld
komen.
Even de
situatie schetsen. Ik heb een werk waarop ik gemorst heb uit frustratie. Water
op gouache. Wou het scheuren maar iets of iemand hield me tegen. No use
crying over spilled milk. Al was het voor mij eigenlijk meer feeling the
need of dying over spilled water.
Dan maar
gewoon gaan lopen, mijn nagels gelakt en nu moeten ze drogen, nu zijn ze mooi,
maar duurt meestal niet lang, enkele dagen, net als het haar tussen mijn
wenkbrauwen teruggroeit zal het afbladeren. Ik wil ze in mijn huid delven alsof
het mijn graf is. Maar ik moet wachten, en ik word bekeken. Kleine gedachten
kunnen grote gevoelens aanspreken. Een dag zonder rumineren en piekeren is een
dag niet geleefd. De stress moment heeft al gepiekt, nu voel ik de weerslag in
mijn hoofd, er zit wat vertraging op. “Je bent hier nu, laten we het gewoon
even laten zijn” zei hij voordat hij eraan begon. Ik had haast niet gezien dat
hij recht in mijn ogen keek.
Terwijl hij
zit te staren kijk ik terug al tekenend, al kleurenmengend. De aura’s van mijn
hoofdpijn verkwikken het donkere, lethargische pallet wat. Het ziet er minder
genânt uit met een artistieke blik.
Hij is aan
het blindtypen, al kijkt hij regelmatig toch naar zijn toetsenbord, gewoon om
zijn nagels te zien, zou hij dat weten? Hij fronst. Ik ben er nog steeds niet
over, over hoe ik nu zo kon weten dat dat ging gebeuren, dat water, en toch heb
ik een jat naast mijn blad gezet. Dat het mij zo hard raakt is triestiger dan
dat ik verdrietig ben. Dat ik niet eens mijn eigen intuïtie vertrouw omdat hij
in de clinch ligt met mijn anxiety. Mijn keel doet pijn, er moet iets
uitkomen. Maar ik wil geen gal spuwen, dat zou te hard lijken op een
zelfportret en het is niet mijn beurt. Ik moet poseren. Gewoon zijn. Er is
helemaal niets gewoon aan mij. Ik ben niet goed in zijn.
“Maak toch gewoon een foto, dat gaat langer mee” “Een tekening was
gemakkelijker geweest, nee?”
Het komt er compulsief uit, als een tic. En het voelt slecht, ik ben een slecht
mens, want ik had de gedachten, het gevoel dat het eruit moest. Een dramaqueen
die het niet waard is. Waarom zei ik dat? Terwijl ik sprak klonk het al
dissonant met hoe ik denk te spreken. Ik wil stoppen, ik wil hem niet meer
aankijken, het is niet leuk meer. Anti-ik, ben tegen alles. Ik sta weer in
brand, weer door bliksem geraakt.
Ik kijk naar mijn nagels en zie hoe de zwarte kleur naar achter is geduwd en de
riemen weer zachtjes verschijnen. Het maakt niet meer uit. Ik sta weer in brand,
weer door bliksem geraakt. Ik zet mijn klauwen in mijn vlees.
Het werk van
anderen kan inspirerend werken, ook wanneer de teksten niet helemaal mijn ding
zijn. Kijken en lezen, het ervaren op de wijze dat jouw werk ervaren zal worden
is belangrijker dan ik dacht. Het schrijven van een portret, wat ik allemaal
kan tekenen met woorden is interessant. Het is goed om te beseffen dat beide
manieren van werken mogen, soms is tekenen gemakkelijker, soms is dat
schrijven. En beide mogen elkaar inspireren. Op een manier indirecter en
directer dan tekenen. Ik denk dat dat afhangt van hoe je je voelt, je gevoel
heeft veel invloed op je werk, ook bij het maken van een portret.
Alles is het
waard om op te schrijven, te beschrijven, uit alle soort ervaringen kan je iets
maken. Overprikkeling wordt poëzie, gezichtsblindheid wordt onderzoek. De
schoonheid van kleine dingen en het nut van dingen die fout lijken te zijn of
te lopen. Je kan knutselen met woorden, schrijffouten kunnen je op nieuwe
woorden doen komen. Je taalgebruik zorgt ervoor dat het altijd een beetje een
zelfportret is, want het is jouw lexicon. Kleine details maken het grote
verschil. Al lijken woorden anoniem, eigen beeldspraak en de keuze van taal is het
medium je toe-eigenen, en dan wordt een werk goed: wanneer je het snapt, hoe
het allemaal in elkaar zit. Het zorgt
voor voldoening, zelfreflectie en werkt grondend. Een goed portret hebben is
als een bliksemafleider maar je al je flitsen aan ideeën en waarnemingen kunt
afknallen, en het leidt tot een sereen geheel.
Inzicht in
jezelf en in anderen gaan hand in hand, een portret is een ontmoetingsoord van
twee mensen: de geportretteerde en het model.
2. steun vrienden
3. op kot met warme chauffage
"een kleine studie van het portret"
No comments:
Post a Comment